Oneigenlijke inzet van stagiairs in het mbo

Ter inleiding
In het Stagepact MBO 2023-2027 is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid afgesproken om oneigenlijke inzet van stagiaires te voorkomen. De teksten in het Stagepact verwijzen daarnaar. Geconstateerd is dat het begrip “oneigenlijke inzet”’ verduidelijking behoeft. Hierover zijn de partijen van het Stagepact, de Inspectie van het Onderwijs en de Nederlandse Arbeidsinspectie in overleg getreden. Het doel van dit document is om helderheid te scheppen in wat onder oneigenlijke inzet van stagiaires wordt verstaan en welke rol de gezamenlijke partijen daarin hebben, zodat zij dit kunnen benutten om hun eigen organisatie en achterban te informeren. Wet- en regelgeving, jurisprudentie en kamerbrieven geven hierbij richting. Dit document heeft met name betrekking op bol-studenten, want bbl-studenten hebben veelal een arbeidscontract. Al is ook voor een bbl-student een goede leerwerkplek met voldoende ruimte om te leren van belang.
Van oneigenlijke inzet is sprake wanneer studenten worden ingezet als volwaardige werknemer en de werkzaamheden hierdoor verschuiven van stage naar een (actieve) bijdrage aan de verwezenlijking van het primaire doel van de onderneming. Hierdoor is het aannemelijker dat de rechtsverhouding tussen het stagebedrijf en de stagiair is verschoven naar een werkgever enwerknemer verhouding er dus feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Tijdens de stage moet het leeraspect van de student altijd voorop staan. Het is daarbij echter essentieel dat leren in de praktijk gebeurt met op de situatie afgestemde deskundige begeleiding.
Bij de erkenning van een leerbedrijf (wat de stage verzorgt) wordt onder andere beoordeeld of het leerbedrijf een goede leerplaats kan bieden en of er voldoende en deskundige begeleiding aanwezig is. Het leerbedrijf draagt zorg voor de begeleiding van de studenten binnen het bedrijf. In sommige gevallen wordt een stagiair feitelijk ingezet als werknemer en is er in feite sprake van een arbeidsovereenkomst, ofwel van oneigenlijke inzet van een stagiair.
Bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of stageovereenkomst heeft als maatstaf te gelden “of de werkzaamheden van de stagiair naar de bedoeling van partijen zozeer zijn gericht op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring van de stagiair, mede met het oog op de voltooiing van zijn opleiding, dat van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt voor de andere arbeid te verrichten niet kan worden gesproken”.
Oordeel over oneigenlijke inzet van de stage, 10 principes:
- er is een stage-overeenkomst;
• er is een duidelijk leerplan waarin de beoogde leerdoelen concreet benoemd zijn;
• de stage is bij uitstek gericht op leren en niet op werken;
• het gaat om werk waarbij het leeraspect van de stagiair centraal staat;
• de stagiair onderscheidt zich van een gewone werknemer doordat de te verrichten werkzaamheden niet gericht zijn op productief werk waarmee vooral omzet of winst gegenereerd wordt;
• de begeleiding van de stagiair moet gericht zijn op het leeraspect en niet op het behalen van productie;
• de stagiair bezet een additionele plaats en neemt dus geen plaats in die normaliter door een werknemer wordt bezet;
• bij voorkeur, maar niet noodzakelijk, zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in eenovereenkomst tussen een opleidingsinstituut en de «werkgever»:
• er wordt tussentijds en aan het eind van de stage geëvalueerd; en
• er kan inzichtelijk worden gemaakt of en zo ja hoe de leerdoelen zijn bereikt door de stagiair.
De rollen van verschillende partijen in het tegengaan van oneigenlijke inzet van stagiairs
Mbo-scholen
Scholen hebben vanuit de WEB een rol om oneigenlijke inzet van stagiairs te voorkomen door in te zetten op (afspraken over) begeleiding en te sturen op de eisen van de kwalificatiestructuur. De school is uiteindelijk ook eindverantwoordelijk voor de bpv, het is immers onderdeel van de beroepsopleiding.
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
SBB is op grond van de WEB belast met onder andere het erkennen van leerbedrijven en het periodiek herbeoordelen van leerbedrijven.
Het leerbedrijf
Het leerbedrijf voldoet aan de erkenningscriteria van SBB. Het leerbedrijf draagt zorg voor een goede begeleiding van de studenten tijdens hun stage binnen het bedrijf. Leerbedrijven horen zich hierbij te houden aan de wet- en regelgeving en te waarborgen dat ze de stagiair niet behandelen als werknemer. Leerbedrijven zorgen voor naleving van de bepalingen uit het bpv-protocol.
De Inspectie van het Onderwijs (IvhO)
De Inspectie voor het Onderwijs (IvhO) ziet op grond van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) toe op de naleving van - kort gezegd – onderwijswetgeving en heeft de taak om de ontwikkeling van het onderwijs en de kwaliteit daarvan te bevorderen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA)
De NLA kan bij vermoeden van stagemisbruik een onderzoek doen naar de Wet minimumloon en/of minimumvakantiebijslag en/of de Arbeidstijdenwet. De NLA voert dit toezicht risicogericht of reactief uit, waarbij signalen of meldingen onderzocht kunnen worden.
De rechter
Indien een stagiair van mening is dat er feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan kan deze een zaak bij de rechter aanhangig maken.
Melden van problemen op de stage en oneigenlijke inzet van stagiairs In het stagepact spraken we af dat elke mbo-school een laagdrempelig meldpunt heeft waar studenten stagediscriminatie en oneigenlijke inzet van stagiairs kunnen melden, ondersteuning en nazorg krijgen, bijvoorbeeld de toegankelijke klachtenfaciliteit.20 We spreken daarom af dat we zoveel mogelijk studenten stimuleren om problemen op hun stage te melden op hun school. De school zet in op een goede stageplek, met goede begeleiding en waar de student kan leren watnodig is voor de opleiding. Daar stuurt de school ook op bij het behandelen van de melding.
De school registreert alle meldingen en signalen van studenten over erkende leerbedrijven en geeft deze door aan SBB22. Ook wanneer geen actie van SBB wordt gevraagd. Daarnaast kan de school SBB vragen om nader onderzoek in te stellen (met instemming van de student) door het te melden bij het klachtenloket van SBB. SBB doet onderzoek en op basis van de uitkomsten van het onderzoek (waarop ook hoor en wederhoor zal worden gepleegd) kan SBB vervolgens besluiten tot intrekking van de erkenning van het leerbedrijf of tot het nemen van andere maatregelen zoals verbeterafspraken.
Het stagepact is ondertekend door:
De Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB MBO); Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO); de MBO Raad; de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO); VNO-NCW, MKB-Nederland; Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG); Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB); Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV); Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV); FNV Young & United; Algemene Onderwijsbond (AOb); Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv); het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA).