Monitor Integrale Veiligheid MBO
Samenvatting
Het merendeel van de studenten in het mbo geeft aan zich veilig te voelen Het aandeel studenten dat zich veilig voelt in het MBO is in de jaren 2016 en 2022 jaarlijks toegenomen; in 2022 gaf 81 procent van de studenten aan zich veilig te voelen; vier procent van de studenten gaf aan zich niet veilig te voelen. De mate waarin studenten zich veilig voelen verschilt naar het type student; zo voelen studenten met een functiebeperking en vrouwen zich vaker onveilig. Ditzelfde geldt voor studenten in de BOL-leerweg en studenten op niveau 2. Ook tussen instellingen bestaat verschil wat betreft het veiligheidsgevoel; op instellingen waar studenten zich gemiddeld het veiligst voelen geeft meer dan 90 procent van de studenten aan dat ze zich veilig voelen: voor instellingen waar studenten zich het minst veilig voelen ligt dit op minder dan 75 procent (het gemiddelde percentage studenten per instelling dat zich onveilig voelt varieert tussen de 1 en 6 procent).
Studenten op grotere instellingen en studenten op instellingen in West-Nederland voelen zich gemiddeld minder veilig. Ook studenten op instellingen met een groter aandeel studenten met een niet-westerse migratieachtergrond voelen zich gemiddeld genomen minder veilig. Let wel, met deze gegevens zijn geen causale verbanden te trekken. Zo bevinden deze instellingen zich ook in meer grootstedelijke gebieden met bijbehorende grootstedelijke problematiek zoals hogere criminaliteit, meer armoede en minder sociale cohesie. De verschillen tussen instellingen worden ook in aanzienlijke mate verklaard door de (verschillende) samenstelling van de studentpopulatie. Door rekening te houden met deze samenstellingen worden de verschillen tussen instellingen kleiner. Het veiligheidsgevoel van studenten hangt ook in sterke mate samen met de tevredenheid over de opleiding en tevredenheid over de instelling; studenten die meer tevreden zijn over deze aspecten voelen zich vaker veilig en vice versa.
Ook voor medewerkers in het mbo geldt dat de meerderheid van hen aangeeft zich veilig te voelen op werk. Verdeeld naar regio lijken medewerkers in Noord- en Oost-Nederland zich iets veiliger te voelen. Personeel op grotere instellingen (met meer dan 15.000 studenten) voelt zich gemiddeld iets meer onveilig. Ook voor de veiligheid van personeel geldt dat er een sterke samenhang is tussen de ervaren veiligheid en de algemene tevredenheid. Hoe meer tevreden het personeel is op een instelling, hoe veiliger men zich ook voelt. Ditzelfde geldt voor de ervaren werkplezier en de mate waarin men energie krijgt uit het werk. Als we kijken naar de instellingen met personeel die zich het onveiligst voelen zien we dat dit allen instellingen zijn uit West-Nederland, veelal behorend tot de grootste instellingen, die ook relatief laag scoren op de (algemene) tevredenheid van medewerkers over hun baan. Mogelijk zorgt de grootstedelijke problematiek, waar hier meer sprake van is, voor moeilijkere omstandigheden om te werken en daarmee tot minder tevredenheid en een lagere ervaren veiligheid.
In focusgroepgesprekken geven studenten en medewerkers in eerste instantie aan dat ze zich veilig voelen. De focusgroepgesprekken met studenten en medewerkers geven meer inzicht in de ervaren veiligheid op scholen. Er zijn zeven thema's besproken, waaronder LHBTIQ+-veiligheid, discriminatie, online veiligheid, en seksueel geweld. In eerste instantie geven deelnemers vaak aan dat ze zich veilig voelen, maar ze denken meestal aan grote veiligheidsproblemen. Kleinschalige incidenten worden vaak niet als onveiligheid herkend. Opvallend is dat onderwerpen als discriminatie en LHBTIQ+ vaak goed beoordeeld worden, maar er lijkt ook sprake te zijn van verscholen discriminatie.
Er lijkt geen direct verband te zijn tussen het aantal incidenten dat iemand meemaakt en hoe veilig men zich voelt. Als randvoorwaarden wel geschapen zijn, kan men zich veilig voelen bij veel en/of heftige incidenten. De studenten en medewerkers geven ook aan dat de sfeer op school belangrijk is, waarbij het gekend en gezien worden op school hieraan bijdraagt. Bijna alle gesproken studenten geven aan dat ze het belangrijk vinden een band te hebben met de persoon waar zij een melding bij doen. Medewerkers en studenten denken dat discussies vaak eindigen zonder gevolgen. Een groot gedeelte van de studenten en medewerkers geeft aan openlijk hun mening te blijven delen. Er zijn echter ook ook mensen die aangeven hun mening niet (meer) te delen, om zo negatieve reacties van anderen te voorkomen.
Er zijn veel verschillen tussen instellingen en hoe zij omgaan met veiligheid De verschillen in de ervaren veiligheid tussen instellingen worden voor een groot deel verklaard door verschillen in de studentensamenstelling van deze instellingen. Wel zijn er verschillen merkbaar in de manier waarop instellingen met veiligheid (en veiligheidsbeleid) omgaan. De manier waarop instellingen incidenten registreren verschilt sterk waardoor het moeilijk is om eenduidige gegevens hieruit te destilleren. Als dit voor de sector belangrijk wordt geacht is het raadzaam om hier centraal afspraken over te maken. De mate waarin en hoe instellingen (actief) beleid voeren op het gebied van (sociale) veiligheid lijkt ook te variëren. Er zijn aanzienlijke verschillen in de mate waarin instellingen samenwerken met partners en met betrekking tot hun veiligheidsvoorzieningen; een vertrouwenspersoon en meldpunt zijn op de meeste instellingen aanwezig; (actief) toezicht in openbare ruimten en bij ingangen komt minder vaak voor.
Themagebieden waar volgens veiligheidscoördinatoren meer aandacht uit zou moeten gaan zijn met name ondermijning, ongewenst gedrag gericht op anderen, seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksuele weerbaarheid. Als knelpunt wordt met name invloeden van buitenaf (zoals jeugdcriminaliteit) genoemd. Uit de analyses blijkt overigens geen duidelijke relatie te zijn tussen (het aantal) veiligheidsvoorzieningen en de ervaren veiligheid van studenten en medewerkers. Het valt te verwachten dat deze voorzieningen juist eerder worden ingesteld op instellingen waar veiligheid een groter probleem is; daarnaast wordt men zich mogelijk juist meer bewust van een mogelijke onveiligheid. Op het gebied van informatiebeveiliging (en privacy en veiligheid van examinering) geldt dat er afgelopen jaren een ontwikkeling was van een grotere volwassenheid. Wel leek er in het laatste meetjaar (2021) enige sprake van stagnatie. Dit kan verklaard worden door het feit dat naarmate de volwassenheid hoger is, het relatief meer inspanning kost om de volwassenheid verder te verhogen. Hierdoor lijkt er sprake te zijn van een plafondeffect.
Meer onveiligheid onder studenten gaat gepaard met meer medewerkers die zich onveilig voelen Over het algemeen hebben de instellingen met méér studenten die zich onveilig voelen ook vaker personeel dat zich relatief meer onveilig voelt. Het ligt voor de hand dat meer gunstige of juist ongunstige werkomstandigheden voor zowel studenten als medewerkers in elk geval deels vergelijkbaar zijn. Ook geldt voor studenten dat op de instellingen waar zij zich meer veilig voelen, er ook minder incidenten worden geregistreerd; daarbij geldt dat er ook instellingen zijn die relatief weinig incidenten registeren en toch studenten hebben die zich relatief vaker onveilig voelen; dit lijkt erop dat er simpelweg minder incidenten geregistreerd worden. Ook voor medewerkers geldt dat over het algemeen instellingen met relatief méér geregistreerde incidenten medewerkers zich gemiddeld méér onveilig voelen; dit verband is echter minder sterk. Mogelijk komt dit doordat de veiligheid van medewerkers meer door andere factoren worden bepaald (bijvoorbeeld door interne problemen zoals pestgedrag van collega’s), die in mindere mate het aantal incidenten op een instelling zullen beïnvloeden. Dit is de eerste editie van de Monitor Integrale Veiligheid MBO, waarbij het de intentie is om dit onderzoek periodiek te herhalen en, als groeimodel, waar gewenst verder uit te breiden en te verbeteren,